12. RODE KOOL
Ik ben enig kind en een enig kind wil er toch altijd een broertje of zusje bij. Ik was daarop geen uitzondering. In de ouwe jaren vijftig van de vorige eeuw werd er niet aan seksuele opvoeding gedaan, we moesten het zelf maar uitzoeken. Er werd wel druk over geroddeld en ik ontdekte dat er verschillende mogelijkheden waren, zoals een ooievaar, een bloemkool of een rode kool.
Ik had nog nooit een ooievaar in onze gemeente gezien, wel mussen, merels en één enkele keer een roodborstje maar die waren mijn inzien te klein om zomaar een baby aan huis te leveren. Een bloemkool, die had ik mijn moeder al zo dikwijls zien klaarmaken en daar zat geen baby'tje in, daar had ik extra op gelet.
En op een schone dag kwam mijn moeder van de markt met een grote, blinkende rode kool en een kilo appelen. Ik was in blijde verwachting. Nu ging het gebeuren. Ik bleef hangen in de keuken om het spektakel niet te missen. Mijn moeder gaf geen kik en was met veel te veel andere dingen bezig. Die kool bewoog niet, die lag daar maar te liggen, wachtend op wat komen ging.
Ik hield me de hele namiddag in om naar 't toilet te gaan maar uiteindelijk bleek mijn blaas de baas. Ik was op het verkeerde moment geweest. Toen ik de keuken binnenrolde was mijn moeder met een groot mes de kool aan 't vierendelen en in fijne reepjes aan 't snijden. Ik was geschokt; er was helemaal geen baby! En of ik teleurgesteld was, mijn laatste hoop op een speelkameraadje was in rook opgegaan, niet de ooievaar, niet de bloemkool noch de rode kool waren aan mijn wens tegemoetgekomen. Ik heb het later ook aan Sint Nikolaas gevraagd maar die Heilige heeft mijn wens ook niet ingewisseld.
Het was niet veel later dat ik een blauwe parkiet van de buren kreeg. Het beestje werd gepest en gepikt door zijn nestgenoten omdat hij een misvormd bekje had. Hij zat bij ons in de woonkamer meer bovenop zijn kot dan in zijn kot. Hij werd deel van ons huishouden en ik vergat mijn wens.
Ik dacht dat nu en dan een gepast mopje bij mijn tekst plaatsen door niemand zou veroordeeld worden, dus voilà:
· Een kleine zeurt zijn ouders al maanden aan het hoofd voor een broertje. Zijn vader wordt het serieus beu en geeft hem een zakje graszaad. Hier zegt hij, strooi dat rond in onze tuin en dan komt de ooievaar vanzelf. Zogezegd zo gedaan. Twee maanden later krijgt de buurvrouw een baby. Tijdens het kraambezoek zegt de kleine tegen de buurman, als ge maar goed weet dat het niet jouw zaad was maar dat van mijn vader.
· Jantje heeft juist een zusje gekregen en vader vraagt of hij haar mee gaat bezoeken. Neen, zegt Jantje, ik kan mijn zusje nog alle dagen zien, maar die ooievaar is die er nog?